Vernieuwend archeologisch onderzoek in Borgharen
08 oktober 2008Het is een bijzondere samenwerking tussen de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), het Amsterdams Archeologisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam (AAC) en de Gemeente Maastricht. Bij het onderzoek zullen diverse nieuwe technieken worden ingezet.
Achteruitgang toestand archeologische resten
De opgraving richt zich in eerste instantie op het blootleggen van een deel van de opgravingsputten die in 1995 en 1999 al werden gegraven door de archeologische dienst van gemeente Maastricht. Destijds werden aan de Pasestraat resten gevonden van Romeinse bewoning in de vorm van een villaterrein. Ook zijn sporen en vondsten aangetroffen die wijzen op een gebruik van het terrein in de periode vóór en na de Romeinse tijd. In de relatief korte periode tussen de onderzoeken in 1995 en 1999, bleek een deel van de archeologische resten in de bodem sterk in conditie achteruit te zijn gegaan. De archeologische vindplaats aan de Pasestraat staat op de lijst om een status als beschermd archeologisch monument te krijgen. De RACM wil nu onderzoeken op welke wijze en met welke snelheid de degradatie van archeologische resten plaatsvindt. Het uiteindelijk doel is het ontwikkelen van maatregelen die een dergelijke achteruitgang kunnen voorkomen of afremmen.
Vooruitgang archeologische methoden en technieken
De tijd staat niet stil en zelfs een archeoloog gaat met zijn tijd mee. Daarom worden moderne technologieën ingezet om de oude opgravingsmethode met schep, troffel en vegertje waar mogelijk aan te vullen. Pasestraat is in die zin een echt archeologisch pilotproject. Verschillende nieuwe natuurwetenschappelijke technieken worden ingezet, met als doel deze in de toekomst verder te kunnen ontwikkelen. Een belangrijk voordeel van enkele van deze nieuwe technieken is dat ze iets kunnen vertellen over wat er zich in de bodem bevindt, zonder de archeologische resten daarin op te graven. Het onderzoek duurt tot 24 oktober.